Multimodale behandeling verbeterd locoregionale controle en eenjaarsoverleving in patiënten met anaplastisch schildkliercarcinoom


P.K.C. Jonker, J. Turchini, A.J. Gill, T. Eade, A. Aniss, R.J. Clifton-Bligh, D.L. Learoyd, B. Robinson, V. Tsang, S.B. Sidhu, L.W. Delbridge, S. Kruijff, M.S. Sywak

Vrijdag 17 mei 2019

9:00 - 9:08u in Zaal 81

Categorieën: Onco/endocrien, Vrije voordracht (V), Hoofdhals- en endocrien

Parallel sessie: V14 Hoofdhals endocriene, melanoom, weke delen


Introductie

Anaplastisch schildkliercarcinoom (ATC) is een zeldzame en agressieve vorm van schildklierkanker met een eenjaarsoverleving van 20%. De beste behandeling voor ATC is onduidelijk. Deze studie vergelijkt de overleving en morbiditeit bij ATC patiënten die werden behandeld op palliatieve wijze (PB) of met multimodale therapie (MMT).

Methode

Alle ATC patiënten met bekende follow-up vanuit een tertiair verwijzingscentrum werden geïncludeerd in een retrospectief cohort onderzoek. Na multidisciplinair overleg werd door de patiënt gekozen voor een behandeltraject met PB of MMT. De primaire uitkomstmaat was locoregionale tumorprogressie (LTP). Secundaire uitkomstmaten waren algemene eenjaarsoverleving en morbiditeit gedefinieerd als >graad IV complicaties volgens standaard classificaties. Een subgroep analyse van stadium IVC patiënten werd uitgevoerd om het effect van tyrosinekinaseremmers en/of immuuntherapie op de eenjaarsoverleving te beoordelen. Data werd geanalyseerd met beschrijvende statistiek, Fisher's exact test en Kaplan-Meier curves met log-rank tests. P

Resultaten

67 patiënten (38 vrouwen) met een leeftijd van 71 (range 31-99) jaar werden gediagnostiseerd met stadium IVA (n=1), IVB (n=32) of IVC (n=34) ATC tussen 1979 en 2018. Patiënten ondergingen PB (n=34) en MMT (n=33). LTP was lager (p=0.02) na MMT (46%) in vergelijking met PB (74%). De eenjaarsoverleving na MMT was 43% en 0% na PB (p<0.0001, Figuur 1). Complicatierisico's van MMT (15%) en PB (23%) waren vergelijkbaar (p=0.54). MMT met tyrosinekinaseremmers en/of immunotherapie (n=5) verhoogde de eenjaarsoverleving in stadium IVC ATC naar 60% in vergelijking met 33% en 0% na respectievelijk MMT en PB (p<0.0001, Figuur 2).

Conclusie

Ten opzichte van palliatieve behandeling verbeterd multimodale therapie zowel locoregionale controle als eenjaarsoverleving van patienten met anaplastisch schildkliercarcinoom. Hierbij neemt het aantal graad IV of graad V complicaties niet toe. Behandeling met tyrosinekinaseremmers of immunotherapie naast MMT verbeterd mogelijk de eenjaarsoverleving voor bepaalde stadium IV ATC patiënten.

Figuur 1: Kaplan-Meier curve met eenjaarsoverleving van patiënten met ATC behandeld op palliatieve wijze (blauwe lijn) of met MMT (rode lijn). Afkortingen: ATC = anaplastisch schildkliercarcinoom, MMT is multimodale therapie.
Figuur 2: Kaplan-meier curve met eenjaarsoverleving van patiënten met stadium IVC ATC na palliatieve behandeling (blauwe lijn), MMT zonder TKI/immuuntherapie (rode lijn) en MMT met TKI/immuuntherapie. ATC = anaplastisch schildkliercarcinoom, MMT is multim