Variatie in klinische stadiëring en behandelplan tussen verschillende MDO’s bij patiënten met stadium III niet-kleincellig longcarcinoom.


F. Hoeijmakers, D.J. Heineman, N. Beck, J.A.M. Daniels, Wouters, W.H. Schreurs

Donderdag 16 mei 2019

14:15 - 14:23u in Zaal 82

Categorieën: Vrije voordracht (V), Longen

Parallel sessie: V01 Longen


Introductie

Eerdere studies tonen aan dat de overeenstemming tussen het klinische en pathologische stadium bij niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) laag is. Het belang van accurate stadiëring neemt echter toe door nieuwe behandelopties. In het multidisciplinair overleg (MDO) worden beslissingen gemaakt over het klinische stadium van een tumor en een passende behandeling.

Methode

Het doel van deze studie is inzicht krijgen in de variatie in klinische stadiëring en behandelaanbevelingen door MDO's. Uit de Dutch Lung Cancer Audit – Surgery (DLCA-S) zijn 95 patiënten geselecteerd die een operatie onderging voor pathologisch stadium III NSCLC in 2014-2015. Na gestructureerd patiëntdossier onderzoek werden 10 casus geselecteerd. De 10 casus werden gepresenteerd aan 20 Nederlandse ziekenhuizen. Hun MDO's werd gevraagd deze casus te stadiëren volgens de TNM8-criteria en om een behandelplan op te stellen. Alle MDO's ontvingen exact dezelfde informatie per patiënt. Verschillen tussen MDO's werden geanalyseerd met beschrijvende statistiek.

Resultaten

Tien MDO's beoordeelden alle casus, waarvan 2 MDO's uit academische en 8 uit perifere ziekenhuizen, en 5 hoog- en 5 laagvolume ziekenhuizen (>50 of 20-50 parenchymresecties per jaar respectievelijk). In zowel T- als N-stadium werd aanzienlijke variatie waargenomen(tabel 1). In casus met verdenking op invasie in omringende weefsels werd de meeste variatie in T-stadium gezien met consequenties voor het behandelplan, vooral wat betreft (soort) inductietherapie. Bij N-stadiëring was het onderscheid tussen N1- en N2-ziekte regelmatig punt van discussie. Zelfs met betrekking tot M-stadium was er variatie in twee gevallen. Een breed scala aan aanvullende diagnostiek werd voorgesteld door de MDO's.

Conclusie

Deze studie toont aan dat er een aanzienlijke variatie is in klinische stadiëring en behandelingsaanbeveling tussen verschillende MDO's in Nederland voor patiënten met stadium III niet-kleincellige longkanker.

Variatie in klinische stadiëring en behandelplan tussen verschillende MDO’s.