Kans op een positieve sentinel node na neoadjuvante systemische therapie bij klinisch kliernegatieve mammacarcinoompatiënten – gevolgen voor postmastectomie radiotherapie en directe mammareconstructie


S. Samiei, B.N. van Kaathoven, L. Boersma, R.W.Y. Granzier, S. Siesling, S.M.E. Engelen, L. de Munck, R.R.J.W. van der Hulst, M.B.I. Lobbes, T.J.A. van Nijnatten, M.L. Smidt

Donderdag 16 mei 2019

18:25 - 18:33u in Zaal 80/81

Categorieën: Mammachirurgie, Vrije voordracht (V)

Parallel sessie: V06 Mamma


Introductie

Aanwezigheid van axillaire lymfekliermetastase(n) na neoadjuvante systemische therapie (NST) is een indicatie voor postmastectomie radiotherapie (PMRT). Bij een directe mammareconstructie kan PMRT de complicatierisico's vergroten. Het doel van deze studie is het preoperatief bepalen van de kans op een positieve sentinel node (SN) na NST bij klinisch kliernegatieve (cN0) patiënten.

Methode

In deze landelijke cohortstudie zijn alle cT1-3N0 mammacarcinoompatiënten behandeld met NST (chemotherapie met/zonder trastuzumab) gevolgd door mastectomie en SN-procedure tussen 2010 en 2016 geïdentificeerd uit de Nederlandse Kankerregistratie. De cN0 status bij diagnose is gebaseerd op negatieve bevindingen van axillaire echografie met/zonder negatieve biopsie uitslag. De totale kans op een positieve SN en voor de verschillende subtypen mammacarcinoom werd bepaald. De logistische regressieanalyse werd uitgevoerd om de correlatie van klinische en pathologische variabelen te bepalen met als uitkomstmaat positieve SN.

Resultaten

In totaal zijn 788 patiënten geïncludeerd waarvan 25.0% (197/788) met een positieve SN. Per subtype had 10.4% (11/106) ER+HER2+, 3.7% (2/54) ER-HER2+, 35.9% (170/474) ER+HER2- en 9.1% (14/154) triple negatieve patiënten een positieve SN. Multivariabele regressieanalyse toonde dat cT2 status (OR 1.93, p=0.047), cT3 status (OR 2.56, p=0.006), graad 3 (OR 0.44; p=0.026) en ER+HER2- subtype (OR 3.94, p=0.001) zijn gecorreleerd met een positieve SN. cT1-3N0 ER+HER2- (24%-42%) en cT3N0 (30%) triple negatieve patiënten hadden hoogste kans op een positieve SN. cT1-3N0 ER+HER2+ (7%-11%), cT1-3N0 ER-HER2+ (0-6%) en cT1-2N0 triple negatieve (3%-6%) patiënten hadden laagste kans op een positieve SN.

Conclusie

Bij cT1-3N0 ER+HER2+, cT1-3N0 ER-HER2+ en cT1-2N0 triple negatieve patiënten behandeld met NST kan directe mammareconstructie geadviseerd worden vanwege het lage risico op PMRT. Bij cT1-3N0 ER+HER2- en cT3N0 triple negatieve patiënten behandeld met NST dient een directe mammareconstructie niet geadviseerd te worden vanwege het hoge risico op PMRT.