Functionele Uitkomsten en Complicaties na Operatieve Fixatie van 182 Proximale en Intermediaire Phalanxfracturen


T.J.M. Kootstra, J. Keizer, A. Bhashyam, R.M. Houwert, E.J.M.M. Verleisdonk, M. van Heijl, C.J.H. van de Velde

Donderdag 16 mei 2019

18:01 - 18:09u in Auditorium

Categorieën: Trauma, Vrije voordracht (V)

Parallel sessie: V05 Trauma 1: monotrauma


Introductie

Er bestaan meerdere manieren om onstabiele phalanxfracturen te fixeren, en het is niet bekend of ze leiden tot verschillen in functionele uitkomsten. De primaire doelstelling van deze studie was het vergelijken van de functionele uitkomsten en complicaties van patiënten met phalanxfracturen van dig. II-V, behandeld met K-draad, schroef en plaatfixatie.

Methode

In deze retrospectieve, multicenter studie werden 195 aaneenvolgende patiënten geïdentificeerd met 159 proximale en 41 intermediaire phalanxfracturen. Van deze patiënten werd 45% behandeld met K-draadfixatie, 26% met schroeffixatie en 29% met plaatfixatie. Functionele uitkomsten werden bepaalde met de Disabilities of the Arm, Shoulder and Hand (DASH) en de Patient Rated Wrist and Hand Evaluation (PRWHE). Complicaties werden uit het elektronische patiëntendossier gehaald. Van 182 patiënten (91%) werd een follow-up verricht, gemiddeld 3.4 jaar postoperatief.

Resultaten

Honderachtendertig patiënten (76%) vermeldde dat zij tevreden waren met de operatie en 110 patiënten (60%) vermeldde een beperking in range of motion (ROM). Gemiddelde DASH en PRWHE scores waren 4.6 (SD 7.6, range 0-51) en 7.7 (SD 13, range 0-82), respectievelijk. Er werden geen verschillen gezien tussen behandelmethoden, maar extra ongeplande chirurgische ingrepen kwamen vaker voor na plaatfixatie. Een beperking in ROM en een lage cosmetische score van de vinger waren onafhankelijk geassocieerd met lage patiënttevredenheid. K-draadfixatie was geassocieerd met een betere cosmetische score, met minder klachten van limitaties in range of motion in vergelijking met schroef- en plaatfixatie.

Conclusie

Hoewel functionele uitkomsten tussen de behandelmethoden gelijk waren, vonden we dat K-draadfixatie geassocieerd was met een betere cosmetische uitkomst, en minder limitaties in range of motion. Verder vonden we meer reoperaties in de plaatfixatie groep. Op basis van onze data pleiten we voor het gebruik van K-draden wanneer mogelijk.