Palliatieve maagresectie voor gevorderde maagkanker resulteert niet in bijkomende risico’s op postoperatieve morbiditeit in vergelijking met een curatieve resectie


E.C. Gertsen, H.J.F. Brenkman, L. Goense, N. Haj Mohammad, B.L.A. Weusten, R. van Hillegersberg, J.P. Ruurda

Vrijdag 17 mei 2019

9:32 - 9:40u in Zaal 80

Categorieën: GE, Upper GI, Vrije voordracht (V)

Parallel sessie: V13 Upper GI


Introductie

Palliatieve maagresectie (PM) wordt in geselecteerde gevallen overwogen voor symptoomverlichting. Het doel van deze studie was om postoperatieve morbiditeit en mortaliteit na PM te evalueren en deze resultaten te vergelijken met een beoogde curatieve maagresectie (CM) om te bepalen of PM een geldige optie is bij patiënten met gevorderde maagkanker.

Methode

Alle patiënten die tussen 2011-2016 in Nederland PM of CM ondergingen, werden geïncludeerd uit DUCA. In deze populatie-gebaseerde cohortstudie werden postoperatieve morbiditeit, mortaliteit, heropnames en korte termijn oncologische uitkomsten beoordeeld. Propensity score matching (PSM) werd toegepast om vergelijkbare groepen van patiënten te creëren, met behulp van patiënt- (geslacht, leeftijd, comorbiditeit) en tumoreigenschappen (cTNM-stadium, neoadjuvante behandeling). Categorische variabelen werden vergeleken met behulp van de Chi-square test (of Fisher's Exact test) en voor continue variabelen werd de Student's t-test gebruikt. Voor variabelen met een niet-parametrische distributie werd logaritmische transformatie toegepast.

Resultaten

Van 2202 geïncludeerde patiënten ondergingen 115 patiënten PM en 2087 CM. Met behulp van PSM werden 115 PM-patiënten gematcht aan 227 CM-patiënten. Er traden meer conversies op van laparoscopische naar open procedure tijdens PM (11% vs. 3%, p=0.007). Hoewel postoperatieve mortaliteit hoger was na PM in het oorspronkelijke cohort (10% versus 5%, p=0,026), was er na PSM geen verschil tussen groepen (10% versus 7%, p=0,415). Postoperatieve morbiditeit, re-interventies en heropnames verschilden niet significant tussen de groepen. Resectie van aanvullende organen (30% vs. 12%, p<0,001) en irradicale resecties (65% vs. 12%, p<0,001) traden vaker op tijdens PM.

Conclusie

PM leidt niet tot bijkomende postoperatieve morbiditeit in vergelijking met CM bij patiënten met vergelijkbare patiënt- en tumorkarakteristieken. Dit suggereert dat PM kan worden overwogen bij symptomatische patiënten die voldoende fit lijken voor een operatie.