Trends in de-escalatie van axillaire chirurgie na neoadjuvante chemotherapie in patiënten met borstkanker: een Nederlandse population-based studie


J.M. Simons, L.B. Koppert, E.J.T. Luiten, C.C. van der Pol, S. Samiei, J.H.W. de Wilt, S. Siesling, M.L. Smidt

Donderdag 16 mei 2019

18:09 - 18:17u in Zaal 80/81

Categorieën: Mammachirurgie, Vrije voordracht (V)

Parallel sessie: V06 Mamma


Introductie

In patiënten met borstkanker is toenemend sprake van de-escalatie van okselbehandeling. Bij zowel lokaal gevorderde als vroeg stadium borstkanker, wordt chemotherapie meer en meer neoadjuvant toegepast. Dit zou de-escalatie van okselbehandeling kunnen bevorderen. Het doel van deze studie was veranderingen in okselbehandeling te evalueren in patiënten behandeld met neoadjuvante chemotherapie.

Methode

Alle patiënten met cT1-4N0-3 borstkanker behandeld met neoadjuvante chemotherapie tussen 2006 en 2016 werden geselecteerd uit de database van Integraal Kankercentrum Nederland. Patiënten werden in subgroepen verdeeld op basis van cN-status en type okseloperatie. 'Descriptive statistics' werden gebruikt om veranderingen in okseloperaties te evalueren over het afgelopen decennium. Met behulp van uni- en multivariabele logistische regressie analyse werden klinische en pathologische factoren geïdentificeerd die geassocieerd zijn met het uitvoeren van een okselklierdissectie in cN+ patiënten.

Resultaten

12.461 patiënten werden geïncludeerd. In cN0 patiënten (5.830 (46.8%)) nam de schildwachtklierprocedure (zonder completerende okselklierdissectie) toe van 11% in 2006 tot 94% in 2016. De timing van de schildwachtklierprocedure veranderde in deze periode en werd toenemend na chemotherapie uitgevoerd (stijging van 33% naar 62%). In cN+ patiënten (6.631 (53.2%)) daalde het aantal okseklierdissecties van 99% in 2006 tot 53% in 2016. In 2016 ondergingen 372 (58%) cN+ patiënten na chemotherapie de MARI- en/of schildwachtklierprocedure (79% onderging geen complementerende okselklierdissectie). Factoren die positief danwel negatief geassocieerd zijn met het uitvoeren van een okseklierdissectie in cN+ patienten zijn weergegeven in tabel 1.

Conclusie

Over het afgelopen decennium heeft een significante en continue daling in het aantal okselklierdissecties plaatsgevonden in patiënten met borstkanker behandeld met neoadjuvante chemotherapie. Er is derhalve dringend behoefte aan beoordeling van de lange-termijn prognose van patiënten bij wie een okselklierdissectie achterwege is gelaten na chemotherapie.